-
Over certificering
De laatste jaren zijn er diverse ontwikkelingen geweest op het gebied van het certificeren van brandbeveiligingssystemen. Enerzijds had dit te maken met de toenemende behoefte om de kwaliteit van een installatie te kunnen herkennen aan een certificaat en anderzijds met voortschrijdend
inzicht.
Want op het gebied van het ‘certificeren’ is veel nog in ontwikkeling en er zijn bijvoorbeeld in Europa nog heel wat landen die op dit punt achterlopen. Uitgaande van de vraag ‘waarom certificeren?’ worden in dit hoofdstuk de ontwikkelingen beschreven die hebben geleid tot de
huidige stand van zaken.
Er is de laatste tien jaar op dit gebied veel gebeurd, maar dat wil niet zeggen dat de ontwikkelingen nu zijn afgerond. Er lopen nog enige fundamentele discussies en de betrokken partijen zijn het nog niet op alle punten eens.
-
Waarom certificeren?
De beantwoording van de vraag ‘waarom certificeren?’ is eigenlijk niet eens zo eenvoudig. Alleen al om ons heen kijkend moeten we constateren dat Nederland echt uniek is in de traditie van het een-op-een certificeren van brandbeveiligingssystemen.
Hoewel diverse Europese landen nog wel een certificeringmethodiek hebben voor installateurs (bovenop de ISO 9001), kennen nog slechts enkele landen een certificering voor geïnstalleerde systemen. Eigenlijk is dat vreemd, want we hebben het hier over ‘slapende’ systemen.
Die systemen zijn normaal altijd in rust, maar moeten onder extreme omstandigheden (brand) hun werk kunnen doen en dat liefst met een betrouwbaarheid en effectiviteit van ongeveer 100%. Er is dus een grote behoefte aan de garantie dat dit altijd goed gaat.
Dit houdt in dat er een grote behoefte is aan kwaliteit en dus ook aan de borging van die kwaliteit. En certificering is de enige methode om kwaliteit maximaal te borgen.
-
Certificering van brandbeveiliging
Brandveiligheid van een gebouw wordt verkregen door het juiste gebruik van verschillende aspecten uit de brandveiligheidsketen. Niet alleen moeten de bouwkundige voorzieningen het ontstaan en de verspreiding van brand zo goed mogelijk tegengaan. Veelal zal het gebouw ook moeten zijn voorzien van installaties voor adequate brandmelding, vluchtwegbewijzering, blussystemen en (of) voorzieningen voor rook- en warmteafvoer.
Daarbij geldt steeds de aanname dat het niveau en het doel van demvoorzieningen in overeenstemming zijn met het gebruik van het gebouw.
En dat is voorzien in het onderhoud van de getroffen voorzieningen om een vastgestelde minimale werking te garanderen.
Voor de bouwkundige voorzieningen zijn kwaliteitsverklaringen beschikbaar. Dit zijn verklaringen waarin de (brand)eigenschappen van producten en materialen (en soms systemen) zijn opgenomen. Deze eigenschappen worden door testen en proeven bepaald. De aparte onderdelen van een installatie (bijvoorbeeld de melders in een brandmeldinstallatie) kunnen eveneens zijn voorzien van een kwaliteitsverklaring/goedkeuring. Echter, de specifieke samenstelling van componenten is voor iedere brandbeveiligingsinstallatie uniek.
De totale kwaliteit van de installatie is vervolgens afhankelijk van:
• het gebouw waar de installatie wordt aangebracht;
• het (beoogde) gebruik van dat gebouw;
• de bouwkundige indeling van het gebouw;
• het ontwerp van de installatie;
• de realisatie van de installatie en
• het onderhoud van de installatie.
Dat betekent kortom, dat de kwaliteit van een brandveiligheidsinstallatie (en daarmee de waarborg dat de installatie doet waarvoor deze is bestemd) afhankelijk is van veel verschillende factoren.
De kwaliteitsborging van de brandveiligheidsinstallatie wordt bevestigd door een certificaat. Een certificaat is een conformiteitverklaring waarmee wordt verklaard dat de installatie is aangebracht en wordt toegepast in omstandigheden die in overeenstemming zijn met een normatief document.
Een certificaat verklaart dat de installatie is ontworpen en gerealiseerd voor een specifiek gebouw met een specifiek gebruik op basis van vastgestelde eisen en normen.
Voor het certificeren van brandveiligheidsinstallaties zijn de daarbij behorende procedures vastgelegd in certificeringschema’s (regelingen).
Naast ontwerp en realisatie, zal de gebruiksfase ook onderdeel uitmaken van dat certificeringschema. Controle op gebruik is daarom niet alleen van belang aan het begin van het gebruik, maar gedurende
de gehele levensloop van het gebouw.
Bouwkundige wijzigingen of gewijzigde gebruiksomstandigheden (bijvoorbeeld gewijzigde logistieke of opslagcondities, gewijzigde verpakkingsmaterialen etc.) kunnen aanpassingen van de installatie of gebruiksbeperkingen noodzakelijk maken.
-
Geldende eisen bij certificering
Elke brandveiligheidsinstallatie heeft een specifiek doel. Om te zorgen dat een installatie in zijn unieke omgeving voldoet aan het gestelde doel, moet deze voldoen aan een aantal eisen die deels in voorschriften/normen zijn opgenomen. Bij het vaststellen van de geldende eisen zijn met name de volgende partijen van belang.
-
Overheid
De overheid is een eisende partij. Het voorkomen van persoonlijk letsel en milieuschade is voor de overheid een belangrijk uitgangspunt.
Voor het (ver)bouwen van een gebouw is een omgevingsvergunning voor het bouwen nodig. Een te bouwen gebouw en ook een bestaand gebouw moeten voldoen aan verschillende wettelijke voorschriften op het gebied van brandveiligheid. Ook uit oogpunt van milieuwetgeving
kunnen brandveiligheidseisen worden gesteld.
Naast het stellen van eisen en het toetsen daarop, heeft de overheid een handhavende verantwoordelijkheid. Dat wil kortweg zeggen dat de overheid ook toeziet op het in stand houden van een zeker niveau van brandveiligheid. Bij een brandveiligheidsinstallatie zal de overheid in
specifieke gevallen eisen dat de installatie moet worden gecertificeerd waarmee de controle en handhaving op de werkingsvaardigheid van de installatie (deels) wordt uitbesteed.
-
Verzekeraar
Voor verzekeraars vormt het zoveel mogelijk voorkomen of beperken van schade een belangrijk uitgangspunt. Op basis van een risicoanalyse kan een verzekeraar nagaan of aanvullende eisen voor de brandbeveiliging noodzakelijk zijn. Deze kunnen uitstijgen boven het niveau van publiekrechtelijke regelgeving. Voor een specifieke situatie kunnen door de verzekeraar specifieke eisen worden geformuleerd.
-
Opdrachtgever
De opdrachtgever is ook een belangrijke partij. Hij wil een gebouw in gebruik nemen dat voldoet aan de wettelijke eisen. Dat goed kan worden verzekerd. En dat voldoet aan zijn eigen eisen met betrekking tot logistieke processen en bedrijfscontinuïteit. Bij dit laatste aspect is het voorkomen van brandgevaarlijke situaties een belangrijk uitgangspunt.
Daarnaast is de opdrachtgever gehouden om te voldoen aan bepaalde kwaliteitsvoorwaarden voor gebruik (housekeeping) en de aangebrachte voorzieningen te laten onderhouden.
-
Inspectiecertificaat
Sinds 1 juli 2004 is het Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid (CCV) actief. Het CCV is opgericht door koepelorganisaties die belang hebben bij preventie en veiligheid. Initiatiefnemers zijn het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, het ministerie
van Justitie, het Verbond van Verzekeraars, de Raad van Hoofdcommissarissen, werkgeversvere-niging VNO-NCW en de Vereniging Nederlandse Gemeenten.
Met ingang van 1 januari 2005 is het CCV belast met het beheer en management van certificatieschema’s op het gebied van criminaliteitspreventie en brandbeveiliging. Het CCV streeft naar harmonisatie en verbetering van de onderlinge afstemming van deze certificatieschema’s.
Dit heeft inmiddels geleid tot het inspectieschema Brandbeveiliging.
Dit is het verzameldocument voor de volgende deel-inspectieschema’s:
• CCV-inspectieschema Vast opgestelde Brandbeheersings- en Brandblussystem (VBB);
• CCV-inspectieschema Brandmeldinstallaties (BMI);
• CCV-inspectieschema Ontruimingsalarminstallaties (OAI);
• CCV-inspectieschema Rookbeheersingsinstallaties (RBI).
Bijlage I van Bouwbesluit 2012 geeft aan in welke situaties een brandmeldinstallatie voorzien moet zijn van een geldig inspectiecertificaat.
De bijbehorende ontruimingsalarminstallatie moet ook voorzien zijn van een geldig inspectiecertifi-caat. Het begrip ‘geldig’ betekent dat het document niet verlopen mag zijn.
Het doel van het inspectieschema Brandbeveiliging is het vastleggen van eisen en werkwijzen waardoor onder certificaat brandbeveiligingsinstallaties geleverd kunnen worden. Afnemers kunnen daarmee het vertrouwen hebben dat de geleverde installaties voorzien van het certificatiemerk
voldoen aan de gestelde eisen.
-
Het certificatieschema bevat onder andere:
• het proces van inspecties in bestaande en nieuwe gebouwen;
• de eisen aan de inspectie-instelling;
• tabellen met inspectiepunten van brandbeveiligingsinstallaties;
• model inspectiecertificaat.
Het brandbeveiligingssysteem wordt niet alleen gevormd door de brandbeveiligingsinstallatie, maar ook door de daarmee samenhangende bouwkundige en organisatorische maatregelen. Dit totale systeem wordt beoordeeld tijdens een inspectie. De voor de inspectie noodzakelijke uitgangspunten staan in de praktijk beschreven in documenten met namen als: Masterplan Brandveiligheid (MPB), Uitgangspuntendocument (UPD), Programma van Eisen (PvE), bestek, technische beschrijving,
Nota van Aanvulling (NvA), Plan van Aanpak (PvA).
In het inspectieschema gebruikt het CCV hiervoor een verzamelnaam: ‘basisontwerp’.
Het basisontwerp bevat de norm en de keuzes die in de norm kunnen worden gemaakt. Dit normatief kader vormt de basis voor de inspectie.
Het opstellen van een basisontwerp valt buiten het certificatieschema. Een basisontwerp is echter wel nodig om een brandbeveiligingsinstallatie te kunnen projecteren. Het opstellen van een basisontwerp is geen exclusief werk voor brandbeveiligingsbedrijven. Anderen kunnen dat ook doen. Er bestaat een private kwaliteitsregeling voor adviseurs voor het opstellen van uitgangspuntendocumenten.
Opdrachtgevers hebben daarmee de keuze tussen erkende aanbieders (die onder toezicht van een certificatie-instelling werken) en niet erkende aanbieders (van wie de kwaliteit onbekend is).
De inspectie wordt afgerond met een inspectierapport meteen positieve of negatieve conclusie. Bij een negatieve conclusie worden de afwijkingen herleidbaar vastgesteld in het inspectierapport. Bij een positieve conclusie wordt een inspectiecertificaat afgegeven.
Een inspectiecertificaat is niet verplicht voor alle brandveiligheidsinstallaties. Daarom geldt voor brandmeldinstallaties die geen inspectiecertificaat nodig hebben een verplichting dat de controle en het onderhoud voldoen aan NEN 2654-1. Voor ontruimingsalarminstallaties geldt ook een onderhoudsverplichting. De controle en het onderhoud moeten worden uitgevoerd volgens NEN 2654-2.
In deze normen is vastgelegd wat er moet worden gecontroleerd door de beheerder en op welke wijze. De beheerder is een opgeleid persoon die beschikt over een vereist bewijs van vakbekwaamheid en die is geïnstrueerd omtrent zijn taken en mogelijke gevaren die zijn verbonden
aan onjuist handelen.
De werkzaamheden die de beheerder moet uitvoeren zijn puntsgewijs in de normen weergegeven. Ook geven de normen een model voor een logboek om de resultaten van de controle in te verwerken.